Voor de oplettende lezer: mijn voortuin is nog steeds “zonder boom”. De eens aangeplante Acer griseum is niet meer: geveld door de schimmelziekte Verticillium. Zo’n anderhalf jaar geleden heb ik hem met lede ogen uitgegraven en sindsdien prijken er groenbemesters voor in de plaats. In de tussentijd heb ik mijn gedachten al over en weer laten gaan voor een waardige vervanger, het internet afgestruind naar info over meer Verticillium resistente bomen, onlangs ook een bezoekje aan een boomkwekerij gebracht, maar de “spreekwoordelijke” kogel is nog niet door de kerk. Voor wat extra inspiratie heb ik vorige week dan een bezoek gebracht aan Arboretum Trompenburg in Rotterdam. Een bezoekje waard, de ligging midden in de stad is ook vrij bijzonder.
En laat nu net bij binnenkomst m’n hart meteen overslaan bij het zien van een … Acer griseum … In totaal stonden er drie in het park dus ik werd danig op de proef gesteld. Maar goed, zie het maar als een mooie start om iets van gelijkaardige schoonheid te vinden. Het eerste (of eigenlijk het tweede dan) waar mijn oog op viel was de boom hiernaast. Ik werd even op het verkeerde been gezet, dacht dat het ook om een esdoorn ging door de gelijkende blaadjes maar bij nader inzicht bleek het een Liquidambar orientalis te zijn. Ik kende wel al de Liquidambar styraciflua, maar de Oosterse amberboom heeft kleiner blad. De stam is ook vrij bijzonder, op al wat oudere bomen (wat hier het geval was) ontstaan kurklijsten. Laat deze boom nu ook net op de lijst staan van Verticillium resistente bomen en daarmee stijgt hij meteen met stip op de hitlijst.
Vol goede moed liep ik verder en net om de hoek stond een volgende schoonheid. Alleen heeft deze boom tot op heden nog geen naam. Het labeltje bij de boom was onleesbaar en dat wakkert de nieuwsgierigheid natuurlijk nog wat extra aan. Het blad deed wederom aan een esdoorn denken (rara wat is dat bij mij, dat ik steeds bij esdoorns uitkom) maar toch twijfel ik of het hier om een esdoorn gaat. Ik ben intussen wat rond aan het vragen op het groeninfo forum. Wordt vervolgd dus. En voor degenen die ook nieuwsgierig zijn geworden: hier een wat grotere foto van het blad.
Vervolgens een doorsteek gemaakt naar de zogenaamde “Overtuin”. Het Arboretum bestaat uit 2 delen. Zo’n 6 jaar geleden (als ik mij goed herinner) is een deel aan de overkant van de straat erbij getrokken. Via een poortje + oversteek over de openbaar weg beland je in deel 2. Daar zag ik volgend mooi exemplaar staan van een meerstammig krentenboompje (Amelanchier). Althans, hier ontbrak het labeltje, maar ik ben er vrijwel zeker van dat het om een krentenboompje gaat. Krentenboompjes kom je vrij vaak tegen in struikvorm langs de snelweg of langs bosranden. Een vrij doorsnee boompje zou je dus kunnen zeggen, niet echt een speciaal geval. Nochthans schrijft Nico Vermeulen in zijn Geillustreerde Bomen & Struiken Encyclopedie dat “als hij alle bomen in zijn tuin zou moeten kappen en er één zou mogen laten staan, het beslist een krentenboompje zou zijn”. Dat is niet mis: zo’n tot de verbeelding sprekende uitspraak. Hier is dus meer aan de hand. Het boompje heeft vrij kleine ovaalronde blaadjes. In het voorjaar ontluikt het blad in bruin roze kleur en bloeit hij met witte bloemetjes, in augustus volgen de “krentjes” en in het najaar sluit hij af met een overweldigende herfstkleur in geel-oranje rood. Een alleskunner dus en het moet gezegd, zo’n meerstammige boom is toch wel erg mooi om te zien. Ook deze staat in de lijst van Verticillium resistente bomen, dus wat wil een mens nog meer..? Misschien alleen dat tikkeltje exotisme, het gevoel dat je iets bijzonders hebt staan dat je niet overal ziet?
Met de Maackia fauriei heb je dat. Dit kleine boompje van zo’n 2 m hoog stond iets verderop en valt meteen op door zijn bijzondere verschijning. Hij heeft fijn gevederde blaadjes en een zeer gracieuze vorm. Na wat opzoekwerk bij thuiskomst blijkt dit ook ± zijn totale hoogte te zijn. Zijn iets bekendere broer Maackia amurensis wordt wel wat hoger, maar of deze bestand is tegen de toch wat zwaardere grond ter plaatse in de voortuin is de vraag. Bij dit opzoekwerk stuitte ik ook op de Cladrastis kentukea. Die is blijkbaar nauw verwant aan de Maackia en heeft een iets meer losse en open bloeiwijze. Beiden vormen een mooi boompje met ietwat ronde spreidende kroon tot zo’n 6 à 8 m hoog. Wordt, met vraagteken, bijgeschreven op de lijst.
Tot slot op weg terug naar de uitgang stuitte ik nog op de Evodia daniellii (tegenwoordig Tetradium daniellii genaamd). Terug een exoot uit China. Het exemplaar in Trompenburg is al op leeftijd, hij heeft een prachtige parasolachtige groeiwijze. De stam is flink scheefgegroeid en wordt met meerdere kabels omhooggehouden. De donkere stam en takken tekenen erg mooi af tegen het lichte blad en schermvormige bloemen.
Uitstapje geslaagd dus, mijn lijstje is weer wat gespekt, misschien wel iets te geslaagd want nu moet er weer weggestreept worden. Maar goed, een boom plant je niet iedere dag, al moet dat wel heerlijk zijn zoals in een Arboretum dat je alles kunt planten dat je hartje begeert …en het klimaat en de grond toelaat natuurlijk. Dus als het even meezit staat er in het najaar een nieuwe boom in de voortuin.