Late borstels en vroege kwasten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zo in het prille voorjaar is er altijd een moment dat de herfsttuin tijdelijk even samenvalt met de lentetuin. De voorjaarsopruiming is nog in volle gang: het lampenpoetsersgras houdt zijn laatste borstels nog krampachtig omhoog, terwijl de kievitseitjes al vrolijk aan hun stengels bungelen. Soms pel je echt een nieuwe tuin onder een oude laag aangekoekt plantmateriaal vandaan. Onder de strokleurige halmen van de Pennisetum kwamen de jonge harige blaadjes van Pulsatilla vulgaris tevoorschijn. Ook een eerste paasbloem zat er al op en dat terwijl pasen nog moet komen (dat is wel eens anders geweest).

Bij een knipbeurt van de elfenbloem (Epimedium pubigerum), bleken ook de eerste bloemknoppen al tevoorschijn te komen. Ze verschijnen welhaast aan een kale plant, want de nieuwe blaadjes moeten ook nog gevormd worden.

Bij Jeffersonia diphylla moet je er goed op tijd bij zijn. Het zeldzame bosplantje met opvallend tweelobbig blad bloeit héél kort. Zo kort, dat je veel kans loopt het ranke bloemetje mis te lopen. Zo heb ik het bloemknopje vast kunnen leggen, maar een dag of wat later lagen de bloemblaadjes al op de grond. Bij Omphalodes verna (Amerikaans vergeet-mij-nietje) daarentegen kun je er niet naastkijken. Hij bloeit al enkele weken en de electrisch blauwe bloemetjes lichten een schaduwhoek echt op.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Nu alles begint uit te lopen, beginnen lege plekken snel weer vol te lopen. Nochtans staan mijn zaaikasjes flink gevuld. Met potjes dan wel te verstaan, de kiemen laten nog op zich wachten. Een beetje Basilicum, Chilipeper en de eerste Pronkerwten zijn al opgekomen, maar de rest zit nog in de grond. Ik ben niet zo’n groot zaaiwonder, maar toch kijk ik iedere keer vol verwachting naar die bakken. Een beetje nathouden, deksel erop, deksel eraf, in de zon of toch weer terug in de schaduw… het houdt je wel bezig. Ik heb dit jaar nog een extra tandje bijgestoken met zaaien, aangestoken door mijn tuinvrienden die tesamen een soort minimoestuin samenwerking zijn opgestart genaamd ‘Sweet Harvest’. Er worden zaden, plantgoed, oogst en vooral veel tuinplezier gedeeld. Afgelopen weekend was er een bezoekje aan kwekerij Ecoflora, met als gevolg… een nieuw doosje tuinplezier. Snel planten is de boodschap, alvorens alle lege plekjes vanzelf weer vol lopen.

 

Oud eruit, Nieuw erin

Hoogste tijd om de winter af te schudden. Zowel in de tuin, als bij mezelf. Een dagje wroeten en knippen brengt direct stramme handen en spierpijn. ‘t Is duidelijk, het tuinieren is al weer even geleden. Ik weet ‘t, het is nog wel maar februari, maar een zonnetje en aangename temperatuur doet de hoop op lente al aanwakkeren.

En eigenlijk is er niets zo lekker, behalve dan misschien het planten van nieuwe aanwinsten, als die voorjaars opruimbeurt. Al het oude materiaal eruit en nieuwe compost erin. Het is ook het ideale moment om te zien hoe het ervoor staat met de planten. Sommigen zijn nog in diepe slaap, anderen voelen ook al de warmte en een paar hebben toch nog een flinke knauw gekregen van die laatste (?) vorstperiode. Zo is er bij de ligusterhaag nog geen beweging te zien, terwijl de akeleien al gestaag hun blaadjes beginnen uit te vouwen. De rozemarijn heeft het nog flink te verduren gekregen met de vorst, terwijl hij er in januari nog zo goed bij stond. Gelukkig is de struik zo groot, dat hij deels voor zijn eigen winterbescherming zorgt. In het hart van de struik waar wat meer beschutting is, zitten nog groene takken. Nog even een maandje of 2 wachten voor de schade goed te zien is en een knipbeurt er weer wat leven in zal brengen. Ook het Vingerhoedskruid (Digitalis) heeft wat last gehad van de kou. Sommige bladrozetten zijn helemaal afgestorven, anderen vertonen nog een groen hart en een aantal staan er nog volledig ongestoord bij. Die gehalveerde bladrozetten zullen echter weer snel uitgroeien tot flinke pollen. Een plant die ook nog een flinke klap heeft gehad is de wolfsmelk (Euphorbia characias subsp. wulfenii). Die bloei van een maandje geleden was dus toch iets teveel van het goede. Ik las in de Nieuwsbrief van Kwekerij Bastin, dat de warme winter planten zacht en vorstgevoelig maakt. De vorst hoeft dan niet eens zo hard of lang te zijn om toch al veel schade aan te kunnen richten. Het valt nog te bezien of de Wolfsmelk de klap heeft overleefd, maar bij nader inzien had ik toch beter wat vliesdoek of extra winterdek aangebracht. Zo leer je ieder keer weer bij.

Een van mijn nieuwste aanwinsten is trouwens een mini kweekkasje, of beter gezegd 3 mini kweekkasjes. Achteraf gezien vraag ik me af waarom ik daar zo lang mee gewacht heb om aan te schaffen. Het is werkelijk een genot om in te zaaien. Ieder voorjaar was ik aan het klungelen met bakjes, potjes, wc rolletjes, doormidden geknipte petflessen en dat alles voorzien van plastic dekseltjes, stukjes huishoudfolie met een plakbandje of elastiekje en niet te vergeten onder alles een schaaltje of bakje. Je kunt je wel voorstellen wat een gewinkel het was als er water gegeven moest worden of alles met een mooie dag tijdelijk naar buiten kon. Maar misschien hoort die klungelfase er wel bij. Voor wat hoort wat, zullen we maar zeggen. Ik was eigenlijk op zoek naar een wat groter formaat kasje, maar eigenlijk ben ik heel blij met deze maat. Ze zijn ± 38 x 24 cm en zo’n 18 cm hoog, compleet met verluchtingsschuifjes en al. Een heel handzaam formaat en naar gelang je zaaibehoefte pak je er een kasje bij of laat je er één in de kast staan. Ze zijn dus ook al meteen in gebruik genomen. De eerste zaden van Chilipeper, Basilicum, Majoraan, Pronkerwt en Fluitenkruid zitten al in de grond, met nog een flinke lading andere zaden in de wachtrij. Alle gaten die dus mogelijk gaan vallen in de tuin, zullen snel weer bezet zijn. Met andere woorden, ook hier geldt: oud eruit, nieuw erin.

Stilte voor de storm

Die winter is dan toch nog stilletjes aan gekomen. Een paar weken was het al sneeuw en vorst dat de klok sloeg. Geen dikke pakketten hier, maar toch een mooi dekentje. Inmiddels is alles weer verdwenen en komt al het onderliggende weer tevoorschijn.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

En ik moet zeggen, er staat nog verbazingwekkend veel overeind. Van de zaadhoofden c.q. sporen van Phlomis en Matteuccia struthiopteris viel niet anders te verwachten, maar ook de kerrieplant Helichrysum italicum staat er florissant bij in tegenstelling tot andere jaren na de winter. De Salvia lavandulifolia heeft wat bruine punten (wat hem overigens niet misstaat naast dat grijs), maar er zitten ook al heel veel nieuwe scheuten in de wacht.

Met het verdwijnen van sneeuw en vorst beginnen ook automatisch mijn handen te kriebelen. De zin om weer de tuin in te gaan, opruimen van alle afgestorven takken, de laatste zadenoogst te verzamelen, het knip en snoeiwerk, en nieuwe plannetjes maken van wat te zaaien en te (ver)planten. Maar ik moet me toch nog een beetje inhouden. In het weekend wordt er weer wat nachtvorst verwacht, dus best het snoeiwerk nog wat uitstellen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

En met een rondje door de tuin moet ik zeggen dat het toch ook ieder jaar wel jammer is om al dat overgebleven moois weer af te knippen. Al die zaden, takken en afgestorven blad vormen samen toch een mooie massa in aardse kleuren. Bij een aantal planten die pas wat later op gang komen, zoals de pluimpapaver Macleaya cordata, blijft er zelfs na het verwijderen van oude takken en blad helemaal niets bovengronds over, behalve dan die gapende leegte. Maar goed, de opruimwoede is toch sterker dan de pleinvrees, dus voordat ik rigoreus de snoeischaar bovenhaal, toch ook nog maar even een foto maken van dat achtergelaten nestje inclusief een restje hazelnotenproviand.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zaden, knoppen en een brilletje

Het is een winter van niks. De mooie witte vriesochtenden zijn op één hand te tellen, laat staan een besneeuwde tuin. Maar die slappe winter heeft ook zo zijn voordelen. Bij een wandelingetje door de tuin blijkt er toch heel wat te zien te zijn, wat je bij een vluchtige blik snel over het hoofd ziet.

Naast de vele zaden, halmen en pluimen zijn ook al de eerste bloemknoppen verschenen. Zo stuitte ik op de blauwpaarse knop van Anemone coronaria. Volgens het zakje pas in bloei te zien vanaf juni, maar deze heeft zich dus duidelijk een half jaar vergist. Even verderop zag ik de zaadbol van een reuzekorenbloem met twee vlaggen erop, welhaast afgekeken van de kuiflavendel. Blijkt dat de zaden al aan het kiemen zijn, terwijl ze nog in de bol zitten.

Fijne bijkomstigheid bij zo’n zachte winter is dat sommige planten er nu glorieus bijstaan die normaal toch wel een flinke knauw krijgen van zo’n harde winter. Dierama pulcherimum (Angel’s fishing rod) wordt normaal afgeslankt in de winter tot een dorre bos stengels en moet ieder jaar weer vanuit de ondergrondse bolletje opnieuw omhoog zien te komen. Dit keer staat er nog een flinke groene pol. Dat belooft veel mooie “hengels” in de zomer.

Ook de rozemarijn, al met een gigantische omvang van nabij de 2m, staat er onbezorgd bij. Geen afgestorven takken dit keer, door te lang aanhoudende vorst of bezweken onder de sneeuw. Ik vraag me wel af hoe groot de struik komend jaar dan wel niet zal worden? Ik zal mijn oven eens moeten opstarten voor een flinke rozemarijntaart om al die rozemarijn te kunnen verwerken. Hij staat trouwens ook alweer in bloei. Wat dat betreft trekt de struik zich nergens iets van aan.

Tussen nog een lading zaaddozen vond ik al de eerste bloemknoppen van de wolfsmelk Euphorbia characias sups. Wulfenii, normaal in bloei vanaf april t/m juni. Extra blij ben ik met deze ontdekking, omdat ik hem na een eerste poging al eens ben kwijtgeraakt. Dit keer, misschien geholpen door de zachte winter, dus duidelijk meer succes.

En tot slot stuitte ik vlakbij de compostbak op dit grappige brilletje. Blijkbaar komt toch niet alles heelhuids de winter door.

Aardbeien en knoflook

De najaarsklusjes, je kent ze vast wel, en dan heb ik het niet over het slijpen en invetten van tuingereedschap of het schoonmaken van zaai en stekbakjes (want dat is enkel weggelegd voor degenen die nog tijd over hebben), nee ik heb het dan over die hoognodige klussen die je nog wilt/ moet doen voordat de echte vrieskou invalt. Ik heb me er de afgelopen dagen wat mee bezig gehouden.

Het begon met het naar binnen halen van de vorstgevoelige planten. De Basilicum was al naar binnen verhuisd, maar heeft het dus alsnog niet overleeft. Dat blijft nog altijd een moeilijk vraagstuk voor mij: “hoe laat je planten binnen overwinteren, zonder dat ze meteen overvallen worden door een lading luis of vliegjes”. Ik vermoed dat het met de grote temperatuurwisseling te maken heeft of met de stilstaande lucht. Hoe het ook zei, volgend jaar zal ik weer nieuwe Basilicum moeten zaaien.

Daarna volgde het naar binnen halen van de Afrikaanse lelie (Agapanthus). Na een stevige nachtvorst vond ik hem ‘s ochtends helemaal verlept. Ik vreesde dat ik al te laat was, maar heb hem toch maar meteen in de schuur gezet, en … hij staat er nu weer opgekrikt bij. Een dosis geluk af en toe hoort er ook bij.

Afgelopen weekend heb ik dan maar eens serieus werk gemaakt van die najaarsklusjes. Er lag al enige tijd een berg boomschors te wachten om verspreid te worden. Handen uit de mouwen dus, eerst de tuin onkruidvrij maken en dan een nieuwe lading schors erop. Dat ziet er al meteen een stuk beter uit. Het is ook het ideale moment om wat strenger op te treden tegen de planten die gaandeweg wat teveel zijn uitgedijd of wiens zaailingen ik oogluikend heb toegestaan. Ik weet dat ik in het voorjaar met al dat fris opkomende nieuwe blad minder streng ben, dus laat ik nu maar al dat “teveel” wat terugdringen.

Ik heb meteen mijn oude aardbeiplanten geruimd en vervangen door nieuwe jonge uitlopers. Dat is het handige van aardbeiplanten, eens gekocht ben je voorgoed voorzien. Ze produceren meer uitlopers dan je kunt verwerken, dus je kunt er gelijk wat andere mensen een plezier mee doen. Nog op de “to do” lijst staat knoflook uitplanten. Dat is ook een typisch klusje voor het najaar. Zo in oktober, november kunnen de teentjes de grond in. Het best is goed losse, vruchtbare grond. Je kunt gewoon teentjes gebruiken die je normaal koopt voor te eten, kies wel de allergrootste teentjes uit, want dan worden de bollen ook groter. Volgend jaar in juli, augustus als het loof begint uit te drogen zijn ze oogstrijp . Als het weer de komende dagen nog een beetje meezit, zou een onkruidrondje door de border ook nog goed zijn. Dat geeft een mooie voorsprong in het voorjaar, want dan staan natuurlijk die voorjaarsklussen weer te wachten.

Een laagje poedersuiker

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De eerste nachtvorst is alweer achter de rug. Ik wordt er altijd een beetje door overvallen. De volgende ochtend hingen de chilipepers te rillen aan de plant en de basilicum was bijna weggekwijnd. Als waardig tuinier moet je dat natuurlijk vóór zijn, maar dat schiet er af en toe bij in. Gelukkig was ik wel nog op tijd om de oogst naar binnen te halen en … dat mooie witte laagje  over de planten te zien. De Salvia zag nog witter dan normaal en het zachte blad van het vingerhoedskruid leek verdacht veel op een gemeleerde soort van het “Kaukasisch vergeet me nietje” (Brunnera).

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ook het kruipspul lag onder een witte laag. Het was overigens van korte duur, want zo met het zonnetje erop was dat wit snel verdwenen en lag de tuin weer getooid in herfstkleuren.

De Acer japonicum ‘Aconitifolium’ maakt het dit jaar wel erg bont. Hij is werkelijk extreem rood. Zo tegen de avond wordt het haast een vuurtoren die licht afgeeft. De andere esdoorn Acer shirasawanum ‘Aureum’ houdt zich dit jaar wat rustiger. Dat mag ook gerust, herstellende van een Verticillium aanval geef ik hem groot gelijk. Hij krijgt gezelschap van de bloeiende Phacelia. De groenbemester zal ik later omspitten en dan mag hij zijn werk gaan doen als bodemverbeteraar rond de esdoorn. Maar zo tijdens de bloei laat ik hem nog even staan. Die uitrollende bloemaartjes in lichtend blauw zijn namelijk erg mooi om te zien en kleuren ook heel mooi bij al die herftstinten.

De wingerd is ook aan zijn eindspurt bezig. De laatste bladeren in een warme goudgele gloed hangen nog aan de muur. Ben benieuwd of ik die nog onder een witte poederlaag kan zien alvorens ze afvallen.

Herfstlicht


De herfst is overduidelijk aangebroken. Je ziet het aan de kleuren en het licht. Een lage zon, lange schaduwen en diepe kleuren sieren de tuin. Veel is uitgebloeid maar daardoor niet minder mooi. De strokleurige fijne halmen van Molinia caerulea ‘Heidebraut steken scherp af tegen de blauwe lucht. De bladeren van de wingerd (Parthenocissus tricuspidata ‘Veitchii) zijn juist nu op hun mooist. De bladstelen kleuren welhaast fluorroze.

In de reeks Stipa’s sluit Stipa calamagrostis (ook wel Achnatherum calamagrostis) de rij af met zijn sprankelende halmen die als een waterval omlaag tuimelen. Hij heeft lang op zich laten wachten. Een maand of wat geleden liet hij al een voorzichtige pluim zien, maar nu in volle glorie te bewonderen. Het late avondzonnetje doet het ook goed op Verbena bonariensis. Deze bloeit al sinds ik hem gekocht heb in juli. Het is echt een plant waar je veel plezier van hebt. De stevige stengels blijven prima overeind staan. Hij staat mooi tussen de grassen en werkt als een echte weefplant.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ook één van de laatst bloeiende planten is Gaura lindheimeri ‘Whirling butterflies’. Zijn naam en uiterlijk doet eerder denken aan een zomerbloeier, maar deze vaste plant weet van geen ophouden. Het enige wat hem doet stoppen is de vorst. Wat mij betreft mag die dus nog wel even achterwege blijven.

Gewild, maar niet gelukt

Onder het genot van de laatste tuinfoto’s boor ik maar eens het onderwerp aan van diegenen die ik niet tot mijn tuinbezit mag rekenen. Er zijn namelijk van die planten waarmee het maar niet wil lukken, ondanks herhaalde pogingen en de beste zorg. Er lijkt ook een soort magische aantrekkingskracht rond dergelijke planten te hangen. Hoe meer ze het af laten weten hoe meer ik erop aas dat ik ze wil hebben.

Laat ik maar beginnen met de enige waar ik wel nog een oude foto van heb (de rest schittert door afwezigheid): de Meconopsis betonicifolia. Alleen al voor de naam zou je hem willen hebben. Maar wacht tot je de hemelsblauwe bloemen ziet van deze schijnpapaver, dan ben je voorgoed verkocht. En dan heb ik het nog niet over het zacht behaarde blad van het mooiste soort groen. Ik kocht hem jaren geleden en plantte hem in een nieuw vrijgekomen stuk schaduwtuin. Ik wist dat het een speciaal geval was, die wat extra aandacht nodig had i.v.m. standplaats en grond. Hij verlangt veel turf, een humusrijke bosgrond in de schaduw. Aangezien het een nieuw aangelegd stukje grond was met een hele lading compost, turf en mest was ik vol goede moed. En terecht: de plant groeide en bloeide dat het geen naam had. Een mooie toef blad en de ene na de andere bloemknop schoot omhoog. Het jaar daarop was het gedaan. Alle volgende pogingen met de plant zijn eveneens mislukt, waaronder ook Meconopsis grandis, die grote gelijkenissen vertoont, maar iets minder kieskeurig zou zijn. Het mocht niet baten. Ook Meconopsis cambrica, het vrolijke gele en oranje familielid, heeft het bij mij blijkbaar niet naar zijn zin. Een volledig zakje zaad  is in het niets opgelost. En dat terwijl in de tuin van mijn zus de gele schijnpapavers zich met gemak her en der verspreid tussen de planten uitzaaien.

Nu kan ik me voorstellen dat de inmiddels overvolle schaduwhoek niet heeft meegeholpen. Alles wat er staat moet toch enigzins opgewassen zijn tegen al het gedrang van de buurplanten. Zo kocht ik ook enkele jaren geleden op een plantenbeurs de Anemonopsis macrophylla (schijnanemoon), een kandidaat voor de schaduwhoek, die bij gebrek aan voldoende ruimte aldaar in een pot belandde. De pot staat er nog steeds, maar van de plant ben ik niet zeker. Dit voorjaar heb ik nog een stengel met wat blad zien opkomen. Gebloeid heeft hij in ieder geval nooit en inmiddels hebben de buren ook al dat extra stukje grond in de pot gevonden en er zich in genesteld. Eigenlijk kan ik de schijnanemoon geen ongelijk geven, bij zo weinig ruimte en aandacht, is het begrijpelijk dat hij het laat afweten.

Een plant die ik ook al menigmaal heb aangeplant is het zeeuw knoopje Astrantia. Meerdere soorten heb ik ervan geprobeerd: Astrantia major ‘Rubra’, Astrantia maxima… Het begon met vraat aan het jonge plantje, mogelijk door konijnen of slakken met als gevolg: plantje weg. Een nieuwe plant dan maar, en meteen zo’n hekje eromheen gebouwd met gaas. Het mocht niet baten, het plantje kwijnde weg. Nog een nieuwe plant en ditmaal een grotere pol, zodat hij al wat sterker van start kan gaan. Maar nee hoor, er is geen knopje of zelfs maar een nieuw blad bijgekomen.  Blijkbaar doe ik iets grondig mis met het zeeuws knoopje. En ook met de overigen op de lijst “der afwezigen”, zoals daar zijn (in order of disappearance): Asplenium trichomanes, Phyteuma scheuchzeri, Vancouveria hexandra, Anemonella thalictroides, Plectranthus argentatus, Peltoboykinia watanabei, Aconitum henryi ‘Spark’s Variety’, Euphorbia ‘Portuguese Velvet’, Angelica gigas, … en zo verder.

Het grootste tuinleed is echter zonder twijfel het heengaan van mijn Acer griseum. Hij is geveld door Verticillium (lees hier meer daarover). Eigenlijk was m’n andere esdoorn Acer shirasawanum ‘Aureum’ (die de aanval vooralsnog doorstaan heeft) degene waar de ziekte geconstateerd werd. Kort daarna ging het met de Acer griseum, waar aanvankelijk niets aan de hand leek, de verkeerde kant op. Van alles heb ik gedaan om de boom te redden: de grond losgemaakt, turf en ander organisch materiaal toegevoegd, ik ben aan de slag gegaan met EM (effectieve micro-organismen). Maar het mocht niet zo zijn. De boom staat nu als een kale (overigens nog steeds mooi kaneelkleurige) stam in een grote kuip met potgrond en turf. De hoop op leven welde namelijk nog even op nadat ik onderaan op de stam een stukje bast had weggekrabd, waaronder nog groen tevoorschijn kwam. De lege plek in de tuin is nu een groen eilandje geworden gevuld met de groenbemester Phacelia, als een eerste start om de grond te verbeteren. In het midden prijkt nog de boompaal. Het is bijna een soort mini-altaartje.

Het meest droevige aan het verlies van de boom is het besef dat mijn grond blijkbaar niet geschikt is voor de Japanse esdoorn en ik bijgevolg dus i.p.v. niet, vrijwel zeker nooit de eigenaar wordt van zo’n prachtige papieresdoorn. Aan dit idee moet ik duidelijk nog even wennen.