Plotseling stond ik daar, oog in oog met ‘Suzanne met de mooie ogen’. Volgens het zakje zou ze geel worden, met een grote zwarte stip (eigenlijk een groot zwart gat) in het midden. Het gat was er, maar het geel…
Nu moet je weten dat ik de oranjes altijd gemeden heb. Van achter een hoekje keek ik wel nieuwsgierig (en soms een beetje jaloers) naar de oranjes elders, zoals de goudsbloemen en Kniphofia’s en voor de schijnpapaver zou ik dolgraag een uitzondering maken. Maar aan het grote oranje heb ik mij nooit durven wagen. Waarom kan ik niet goed uitleggen. Ik ben nochtans niet zo van het tuinieren op kleur, dat wil zeggen: voor mij hoeft het allemaal niet zo “op kleur” te staan. Maar plotseling was het daar dan toch. De “schrik” maakte meteen plaats voor een lichte trots. “Zie je wel, het kan” en nog wel met zijn complementaire kleur (de blauw-paarse Lathyrus odoratus) als buurman. Toegegeven, je kunt hier nu niet direct spreken van een vuur- en vlammenzee in oranje, maar “wie het kleine niet eert, is het grote niet weert” zullen we maar zeggen. Wellicht opent dit toch de deur naar een eerste voorzichtige zaaiing van de goudsbloemen (Calendula) en krijgt deze primeur een vervolg.